Panasonic

[Wi-Fi setup]-menu

Dit configureert de instellingen die vereist worden voor de Wi-Fi functie.

De instellingen kunnen niet veranderd worden als er een Wi-Fi-verbinding is.


Het [Wi-Fi setup] weergeven.

character_bullet-largebutton_menu-set character_arrow [icon_setup-menu] character_arrow [icon_setup-inout] character_arrow [Wi-Fi] character_arrow [Wi-Fi setup]

gui_wi-fi_setting_dut


[Wi-Fi-frequentiebanden]

Dit stelt de frequentieband in die wordt gebruikt voor rechtstreekse verbinding met een smartphone.

[2.4GHz]: De verbinding maakt gebruik van de 2,4 GHz frequentieband.

[5GHz]: De verbinding maakt gebruik van de 5 GHz frequentieband.

bullet02Afhankelijk van uw regio kunnen plaatselijke voorschriften het verbieden om de 5 GHz frequentieband buiten te gebruiken. Als dat het geval is, maak buiten dan verbinding met de smartphone met gebruik van [2.4GHz] voor de Wi-Fi-verbinding.


[Prioriteit van apparaat op afstand]

Dit stelt of de camera of de smartphone in als bedieningsapparaat met voorrang, dat gebruikt moet worden bij remote opnames. (character_referenceBedieningsmethode tijdens remote opnames)


[Wi-Fi-wachtwoord]

U kunt een wachtwoord gebruiken om verbinding te maken, voor verhoogde veiligheid. (character_referenceVerbinding maken met een smartphone ([Wi-Fi-verbinding]))


[PC-verbinding]

U kunt de werkgroep instellen.

Om beelden naar een PC te zenden, moet verbinding gemaakt worden met dezelfde werkgroep als de PC van bestemming.

(De standaardinstelling is “WORKGROUP”.)

bullet02Druk om de werkgroepnaam te veranderen op button_menu-set en voer de nieuwe werkgroepnaam in.

Tekens invoeren (character_referenceTekens invoeren)

bullet02Om naar de fabrieksinstellingen terug te keren drukt op [DISP.].


[Toestelnaam/Wachtwoord]

U kunt de cameranaam (SSID) en het wachtwoord veranderen.

bullet02Druk op [DISP.] om de apparaatnaam en het wachtwoord te veranderen.

Tekens invoeren (character_referenceTekens invoeren)

bullet02Het aantal tekens dat u kunt invoeren is maximaal 32 voor de apparaatnaam en tussen 8 en 63 voor het wachtwoord.


[Wi-Fi-functievergrend.]

Om de onjuiste bediening en het gebruik van de Wi-Fi-functie door derden te voorkomen en de persoonlijke informatie die opgenomen is in de beelden in de camera te beschermen, raden wij aan dat u de Wi-Fi-functie met een wachtwoord beschermt.


[Instellen]: Voer een 4-cijferig nummer in als het wachtwoord.

bullet02Tekens invoeren (character_referenceTekens invoeren)

[Annul]: Wis het password.


bullet02Is een password eenmaal ingesteld, dan wordt u gevraagd het telkens in te voeren wanneer u de Wi-Fi-functie gebruikt.

bullet02Als u het wachtwoord vergeet, kunt u [Resetten] in het [Set-up] ([Instelling])-menu gebruiken om de netwerkinstellingen te gebruiken en het wachtwoord dus te resetten.


[Netwerkadres]

Geeft het MAC-adres en het IP-adres van de camera weer.



icon_info_s

bullet02Als de volgende functie gebruikt wordt, is [Netwerkadres] niet beschikbaar:

– Tethered opname