Panasonic

[LAN/Wi-Fi setup] Menu

Dit configureert de instellingen die vereist worden voor bedraad LAN/Wi-Fi-functie.

De instellingen kunnen niet veranderd worden als verbinding gemaakt is met bedraad LAN/Wi-Fi.


Het [LAN/Wi-Fi setup] weergeven.

character_bullet-largebutton_menu-set character_arrow [icon_setup-menu] character_arrow [icon_setup-inout] character_arrow [LAN/Wi-Fi] character_arrow [LAN/Wi-Fi setup]

gui_wi-fi_setting_dut


[Prioriteit van apparaat op afstand]

Dit stelt of de camera of de smartphone in als bedieningsapparaat met voorrang, dat gebruikt moet worden bij remote opnames. (character_referenceBedieningsmethode tijdens remote opnames)


[Instelling IP-adres (LAN)]

Stelt het IP-adres in wanneer verbinding gemaakt wordt via bedraad LAN.

U kunt selecteren om het IP-adres automatisch toe te wijzen met DHCP, of om ongeacht welk statisch IP-adres in te stellen.


[DHCP-server]: Selecteer of de camera verbonden moet worden als de DHCP-server.

[DHCP-client]: Selecteer of de camera verbonden moet worden als de DHCP-client. (Standaardinstelling)

[Statisch IP-adres]: Selecteer of tijdens het verbinden een IP gebruikt wordt die ingesteld is in [Inst. statisch IP-adres].

[Inst. statisch IP-adres]: Stel het IP-adres in dat gebruikt moet worden in [Statisch IP-adres].

[IP-adres]: De standaardinstelling is <192.168.0.2>.

[Subnet Mask]: De standaardinstelling is <255.255.255.0>.

[Standaard gateway]: De standaardinstelling is <192.168.0.1>.

Gebruik de correcte combinatie wanneer [IP-adres], [Subnet Mask] en [Standaard gateway] ingesteld worden.


bullet02Raadpleeg de beheerder van het netwerk dat u gebruikt, voor gedetailleerde informatie over de DHCP-instellingen en de instellingen van het statische IP-adres.

bullet02Nadat u de instellingen gewijzigd heeft in [Instelling IP-adres (LAN)], schakelt u de camera uit en weer in.


[Wi-Fi-wachtwoord]

Wanneer verbinding met een smartphone gemaakt wordt, kunt u een password gebruiken voor verbeterde veiligheid. (character_referenceVerbinding maken met gebruik van wachtwoordauthenticatie)

bullet02U kunt het password veranderen door [Toestelnaam/Wachtwoord] te gebruiken. (character_reference[Toestelnaam/Wachtwoord])


[PC-verbinding]

U kunt de werkgroep instellen.

Om beelden naar een PC te zenden, moet verbinding gemaakt worden met dezelfde werkgroep als de PC van bestemming.

(De standaardinstelling is “WORKGROUP”.)

bullet02Druk om de werkgroepnaam te veranderen op button_menu-set of button_joy-stick-push_s en voer de nieuwe werkgroepnaam in.

bullet02Om naar de fabrieksinstellingen terug te keren drukt op [DISP.].


[Toestelnaam/Wachtwoord]

U kunt de cameranaam (SSID) en het wachtwoord veranderen.

bullet02Druk op [DISP.] om de apparaatnaam en het wachtwoord te veranderen.

bullet02Het aantal tekens dat u kunt invoeren is maximaal 32 voor de apparaatnaam en tussen 8 en 63 voor het wachtwoord.


[LAN/Wi-Fi-functievergrend.]

U kunt een password instellen ter voorkoming van een onjuiste werking en het gebruik van bedraad LAN/Wi-Fi-functies door een derde partij en om persoonlijke informatie te beschermen die in de camera zelf gevonden kan worden dan wel op de beelden staat die met de camera opgenomen zijn.


[Instellen]: Voer een 4-cijferig nummer in als het wachtwoord.

bullet02Is een password eenmaal ingesteld, dan wordt u gevraag het in te voeren wanneer u [LAN/Wi-Fi setup] of [Streaming] selecteert.

[Annul]: Wis het password.



[Weergave netwerkadres (LAN)]

Geeft het MAC-adres en het IP-adres van de camera weer wanneer verbinding gemaakt wordt via bedraad LAN.


[Weergave netwerkadres (Wi-Fi)]

Geeft het MAC-adres en het IP-adres van de camera weer wanneer verbinding gemaakt wordt via Wi-Fi.




icon_info_s

bullet02Als u het wachtwoord vergeet, kunt u [Resetten] in het [Set-up] ([Instelling])-menu gebruiken om de netwerkinstellingen te gebruiken en het wachtwoord dus te resetten.

icon_related-info_s

bullet02Tekens invoeren (character_referenceTekens invoeren)