Flitser instellen
[Flitser functie]/[Handmatige flitserinstel.]
U kunt de flitserfunctie instellen om het afvuren van de flitser van de camera te regelen.
[Flitserfunctie]
Stelt de flitsmodus in.
[
]
[
]
Selecteer [Flitserfunctie]
[] (Flitser altijd aan)/[
] (Altijd aan/Rode ogen)
De flitser wordt telkens geactiveerd, ongeacht de opname-omstandigheden.
Dit is geschikt voor opnames met achtergrondverlichting of bij een verlichting zoals fluorescent licht.
[] (Langzame synchr.)/[
] (Langzame synchr./Rode ogen)
Wanneer opnames worden gemaakt tegen een nachtlandschap, zal dit de sluitertijd vertragen wanneer de flitser flitst om niet alleen het object, maar ook om het nachtlandschap helderder te maken.
Langere sluitertijden kunnen wazige beelden tot gevolg hebben. Om dit te vermijden, raden wij aan een statief te gebruiken.
[] (Flitser altijd uit)
De flitser wordt niet geactiveerd.
Het interval tussen de eerste en de tweede flits is langer als [
– [Flitser functie]: [MANUAL] – [Flits-synchro]: [2ND] – [Draadloos]: [ON]
Het effect, dat beïnvloed wordt door factoren zoals afstand tot het onderwerp en of het onderwerp naar de camera kijkt wanneer de eerste flits geactiveerd wordt, kan in bepaalde gevallen mogelijk niet waarneembaar zijn. |
Beschikbare flitsinstellingen voor opnamemodus
De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamemodus.
(: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar)
|
Sluitertijden voor flitsmodussen
[]/[
]: 1/60 seconde
tot 1/250 seconde
[]/[
]: 1 seconde tot 1/250 seconde
-
In de [S]-modus zal dit 60 seconden zijn en in de [M]-modus zal dit [B] (Bulb) zijn.
[Flitser functie]/[Handmatige flitserinstel.]
U kunt selecteren of u de flitssterkte automatisch of handmatig instelt.
Stel in op de flitser wanneer een Flitser (DMW-FL580L/DMW-FL360L/DMW-FL200L: optioneel) bevestigd is. |
-
Stel [Flitser functie] in.
[
]
[
]
[Flitser functie]
[TTL]
Stelt in dat de flitsersterkte automatisch door de camera ingesteld wordt.
[MANUAL]
Stelt in dat de flitsersterkte handmatig ingesteld moet worden.
Met [TTL] kunt u de beelden opnemen waar u wilt, zelfs in een donkere omgeving, waar de flitser de neiging vertoont sterker af te vuren.
De flitsersterkte ([1/1], enz.) wordt weergegeven op de flitsericoon op het opnamescherm.
-
(Wanneer ingesteld op [MANUAL]) Selecteer [Handmatige flitserinstel.] en druk dan op
of
.
-
Druk op
om de flitsersterkte in te stellen en druk vervolgens op
of
.
Het kan ingesteld worden binnen het bereik van [1/1] (volledige flitsersterkte) tot [1/128] in stappen van 1/3.
[Flitser instel.]
U kunt de flitsersterkte aanpassen wanneer foto's genomen worden met de flitser in de TTL-outputmodus.
-
Selecteer [Flitser instel.].
[
]
[
]
[Flitser instel.]
-
Druk op
om de flitsersterkte te regelen en druk vervolgens op
of
.
Het kan geregeld worden binnen het bereik van [−3 EV] tot [+3 EV] in stappen van 1/3 EV.
– [Flitser functie]: [MANUAL] – [Draadloos]: [ON] |
[Flits-synchro]
Als een bewegend onderwerp 's nachts opgenomen wordt met gebruik van een lange sluitertijd en flitser, kan een lichtspoor voor het onderwerp langs verschijnen.
Als [Flits-synchro] op [2ND] gezet wordt, kan een dynamische foto genomen worden met een lichtspoor achter het onderwerp, door de flitser te activeren vlak voordat de sluiter sluit.
[
]
[
]
Selecteer [Flits-synchro]
[1ST]
Dit is de normale methode voor opnames met de flitser.
[2ND]
De lichtbron verschijnt achter het onderwerp en de foto wordt dynamisch.
– [Draadloos] – [Samenstelling Live View]
|
[Auto. belichtingscomp.]
De flitssterkte automatisch regelen in combinatie met de waarde van de belichtingscompensatie. (Belichtingscompensatie)
[
]
[
]
Selecteer [Auto. belichtingscomp.]
Instellingen: [ON]/[OFF]