Videohelderheid en kleuring
Opnemen terwijl de overbelichting (Knee) gecontroleerd wordt
[Helderheidsniveau]
U kunt het luminantiebereik instellen om bij het doel van de video-opname te passen.
U kunt instellen op [16-235] of [16-255], de standaard voor video's, of op [0-255], dat het gehele bereik van de luminantie dekt, dezelfde als foto's.
[] [] Selecteer [Helderheidsniveau]
Instellingen: [0-255]/[16-235]/[16-255]
Als [Opn. kwaliteit] op 10-bit is gezet, veranderen de instellingsitems in [0-1023], [64-940] en [64-1023]. Als [Fotostijl] op [V-Log] gezet is, staat dit vast op [0-255] ([0-1023]). Als [Fotostijl] op [Hybrid Log Gamma] gezet is, staat dit vast op [64-940]. |
[Niveau masterpedestal]
U kunt het zwartniveau aanpassen dat als referentie voor de beelden dient.
-
Zet de opnamefunctie op [].
Stel de modusknop in. (De opnamemodus selecteren)
-
Selecteer [Niveau masterpedestal].
[] [] [Niveau masterpedestal]
-
Master pedestal aanpassen.
Draai aan , of .
Stel het bereik in tussen −15 en +15.
[Niveau masterpedestal] is niet beschikbaar als de volgende functies gebruikt worden: – [V-Log] ([Fotostijl]) |
Opnemen terwijl de overbelichting (Knee) gecontroleerd wordt
Als [Fotostijl] op [Als709] gezet is, kunt u de knee aanpassen zodat de opname met minimale overbelichting uitgevoerd kan worden.
-
Zet [Fotostijl] op [Als709].
[] [] [Fotostijl] [Als709]
-
Druk op [Q].
-
Selecteer een knee-instelling.
Druk op om een instellingsitem te selecteren.
[Automatisch]
Past de compressieniveaus van delen met een hoge luminantie automatisch aan.
[Handmatig]
U kunt de luminantie instellen wanneer de compressie start (knee master punt) en de intensiteit van de compressie (knee master helling).
Druk op om een item te selecteren en druk vervolgens op om het af te stellen.
[POINT]: Master-knee punt
[SLOPE]: Master-knee helling
Draai aan om het Knee Master Punt aan te passen en aan Om de Knee Master Helling aan te passen.
De waarden binnen de volgende bereiken kunnen ingesteld worden:
– Master-kniepunt: 80,0 tot 107,0
– Master-kniehelling: 0 tot 99
[Uit]
-
Bevestig uw selectie.
Druk op of .
[ISO-gevoeligh. (video)]
Stelt de onder- en bovenlimieten van de ISO-gevoeligheid in als de ISO-gevoeligheid op [AUTO] gezet is.
-
Zet de opnamefunctie op [].
Stel de modusknop in. (De opnamemodus selecteren)
-
Stel [ISO-gevoeligh. (video)] in.
[] [] [ISO-gevoeligh. (video)]
Items instellen ([ISO-gevoeligh. (video)])
[ISO Auto Onderl. Inst.]
Stelt de onderlimiet in van de ISO-gevoeligheid als de ISO-gevoeligheid is gezet op [AUTO].
Stel het bereik in tussen [100] en [6400].
[ISO Auto Bovenl. Inst.]
Stelt de bovenlimiet van de ISO-gevoeligheid in als de ISO-gevoeligheid is gezet op [AUTO].
Stel in op [AUTO] of in het bereik in tussen [200] en [12800].
[Boost dynamisch bereik]
Voert een signaal met een breed dynamisch bereik uit vanuit de beeldsensor.
Dit maakt het mogelijk een video met een breder dynamisch bereik op te nemen.
-
Zet de opnamefunctie op [].
Stel de modusknop in. (De opnamemodus selecteren)
-
Zet [Boost dynamisch bereik] op [ON].
[] [] [Boost dynamisch bereik] [ON]
[] wordt op het opnamescherm weergegeven. Als [Boost dynamisch bereik] gebruikt wordt, verandert de onderlimiet van de ISO-gevoeligheid in [800] (als [V-Log]/[Hybrid Log Gamma] ingesteld is in [Fotostijl] verandert de onderlimiet in [2000]). Als de [Boost dynamisch bereik] ingesteld is, zijn de volgende functies niet beschikbaar: – [Opn. kwaliteit] met een hoge framesnelheid video die een opname-framesnelheid van 60,00p overschrijdt – [Variabele beeldfreq.] waarbij een framesnelheid van 60 fps overschreden wordt |