AF gebruiken
AF (Auto Focus) betekent automatisch scherpstelling.
Selecteer de focusmodus en de Af-modus die geschikt is voor het onderwerp en de scène.
-
Zet de focusmodus op [AFS] of [AFC].
Stel de hendel van de focusmodus in. (Selecteren van de Focusmodus)
-
Selecteer de AF mode.
Druk op [] om het selectiescherm van de AF mode weer te geven en stel in met gebruik van of . (De AF-modus selecteren)
In de [iA]-modus zal iedere druk op [] het schakelen tussen [] en [] tot gevolg hebben. (AF-modus)
-
Druk de sluiterknop tot halverwege in.
De AF mode werkt.
|
Focus |
|
|
Scherp gesteld |
Niet scherp gesteld |
Focusicoon (A) |
Brandt |
Knippert |
AF-gebied (B) |
Groen |
Rood |
AF-toon |
Twee pieptonen |
— |
Low illumination AF
In een donkere omgeving werkt low illumination AF automatisch en wordt de focusicoon aangeduid als [].
Scherpstellen kan langer duren dan normaal.
Starlight AF
Als de camera sterren in de nachthemel detecteert nadat low illumination AF vastgesteld is, zal Starlight AF geactiveerd worden.
Als de scherpstelling verkregen is, zal de focusicoon [] weergeven en zal de AF Area weergegeven worden op de scherp gestelde zone.
De randen van het scherm kunnen Starlight AF niet detecteren.
[AF ON]-knop
U kunt AF ook activeren door op [AF ON] te drukken.
Onderwerpen en opname-omstandigheden die het scherp stellen met de AF mode moeilijk maken – Snel bewegende onderwerpen – Extreem heldere onderwerpen – Onderwerpen zonder contrast – Onderwerpen die achter glas opgenomen zijn – Onderwerpen vlakbij glanzende objecten – Onderwerpen op zeer donkere plaatsen – Als onderwerpen zowel ver als dichtbij opgenomen worden Als de volgende handelingen worden uitgevoerd tijdens het opnemen met [AFC], kan het enige tijd duren voordat de camera is scherpgesteld: – Bij het inzoomen van het groothoek-uiteinde naar het telefoto-uiteinde – Wanneer het onderwerp plotseling verandert van ver weg naar dichtbij Als de zoom gebruikt wordt nadat scherp gesteld is, kan de scherpstelling verkeerd zijn. Pas de scherpstelling in dat geval opnieuw aan. |
U kunt het werkbereik van AF beperken: Als de camerabeweging vermindert, is het mogelijk om automatisch scherp te stellen: U kunt de instellingen wijzigen zodat AF niet werkt wanneer de ontspannerknop tot de helft wordt ingedrukt wordt: Het volume van de AF-toon en het geluid kunnen gewijzigd worden: ([Toon]) U kunt de functie, die ervoor zorgt dat AF werkt door de prioriteit te geven aan onderwerpen vlakbij, aan een Fn-knop toekennen. Deze functie is nuttig als de camera per ongeluk op de achtergrond scherp stelt: ([AF-AAN: Verleg focus dichtbij]) U kunt de functie, die ervoor zorgt dat AF werkt door de prioriteit te geven aan onderwerpen ver weg, aan een Fn-knop toekennen. Deze functie is nuttig wanneer foto's gemaakt worden door hekken of netten heen: |
[AF Aang. Inst.(Foto)]
U kunt de kenmerken van de werking van AF selecteren als foto's gemaakt worden met gebruik van [AFC], die geschikt zijn voor onderwerp en scène.
Elk van deze kenmerken kan verder aangepast worden.
-
Zet de focusmodus op [AFC].
Stel de hendel van de focusmodus in. (Selecteren van de Focusmodus)
-
Stel [AF Aang. Inst.(Foto)] in.
[] [] [AF Aang. Inst.(Foto)]
[Instelnaam1]
Basisinstelling voor algemene doeleinden.
[Instelnaam2]
Voorgesteld voor situaties waarbij het object zich met een constante snelheid in één richting voortbeweegt.
[Instelnaam3]
Voorgesteld als het object zich in willekeurige richting beweegt en er andere objecten in de scène kunnen zijn.
[Instelnaam4]
Voorgesteld voor situaties waarin de snelheid van het object aanzienlijk verandert.
AF-Custom instellingen aanpassen
-
Druk op om het type de persoonlijke AF-instelling te selecteren.
-
Druk op om de items te selecteren en druk op om ze aan te passen.
Er wordt een beschrijving van het item weergegeven op het scherm als u op [DISP.] drukt.
Druk op [Q] om de instellingen op de fabrieksinstelling te resetten.
-
Druk op of .
[Focus beperken]
U kunt het werkbereik van AF beperken.
De scherpstelsnelheid van AF neemt toe als u het bereik waarin AF werkt beperkt.
-
Zet de focusmodus op [AFS] of [AFC].
Stel de hendel van de focusmodus in. (Selecteren van de Focusmodus)
-
Stel [Focus beperken] in.
[]/[] [] [Focus beperken]
[ON]
Schakelt de volgende instellingen in.
[OFF]
Schakelt de volgende instellingen uit.
[SET]
-
Gebruik dezelfde procedure als MF (Opnemen met MF) om de focus te controleren, druk dan op [WB] of [ISO] om het werkbereik voor AF in te stellen.
Dit kan ook ingesteld worden door [Limit1]/[Limit2] aan te raken.
[Limit1]/[Limit2] kan vanuit elk ervan ingesteld worden.
-
Druk op of om de instelling te bevestigen.
Druk op [DISP.] om terug te keren naar het werkbereik van de fabrieksinstelling.
Dit kan ingesteld worden als een lens met een focusring of een focushendel gebruikt wordt. Het kan niet ingesteld worden als de keuzeschakelaar van het bereik van de brandpuntafstand van de lens gebruikt is om het werkbereik te beperken. De instellingswaarden worden gereset als de lens vervangen wordt. Als [Focus beperken] werkt, wordt []/[] op het scherm weergegeven. |
[AF ass. lamp]
Bij opnames met weinig licht gaat het AF Assist-lampje aan wanneer de sluiterknop tot halverwege wordt indrukt de camera gemakkelijker kan scherpstellen.
[]/[] [] Selecteer [AF ass. lamp]
Instellingen: [ON]/[OFF]
Het effectieve bereik van de AF-Assist-lamp varieert afhankelijk van de gebruikte lens. – Als de onderling verwisselbare lens (H-ES12060) bevestigd is en op groothoek-uiteinde staat. Ongev. 1,0 m tot 3,5 m – Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12060) bevestigd is en op groothoek-uiteinde staat. Ongev. 1,0 m tot 3,0 m Verwijder de lenskap. De AF Assist-lamp kan ernstig geblokkeerd raken en dan wordt het moeilijk om scherp te stellen als een lens met een grote diameter gebruikt wordt. |
[AF-beweegsnelh. van 1-zone]
Stelt de snelheid in waarmee een enkele AF Area bewogen wordt.
[]/[] [] Selecteer [AF-beweegsnelh. van 1-zone]
Instellingen: [FAST]/[NORMAL]