[Wi-Fi setup]-menu
Dit configureert de instellingen die vereist worden voor de Wi-Fi functie.
De instellingen kunnen niet veranderd worden als er een Wi-Fi-verbinding is.
-
Het [Wi-Fi setup] weergeven.
[] [] [Wi-Fi] [Wi-Fi setup]
[Prioriteit van apparaat op afstand]
Dit stelt of de camera of de smartphone in als bedieningsapparaat met voorrang, dat gebruikt moet worden bij remote opnames. (Bedieningsmethode tijdens remote opnames)
[Wi-Fi-wachtwoord]
U kunt een wachtwoord gebruiken om verbinding te maken, voor verhoogde veiligheid. (Verbinding maken met gebruik van wachtwoordauthenticatie)
[PC-verbinding]
U kunt de werkgroep instellen.
Om beelden naar een PC te zenden, moet verbinding gemaakt worden met dezelfde werkgroep als de PC van bestemming.
(De standaardinstelling is “WORKGROUP”.)
Druk om de werkgroepnaam te veranderen op of en voer de nieuwe werkgroepnaam in.
Tekens invoeren (Tekens invoeren)
Om naar de fabrieksinstellingen terug te keren drukt op [DISP.].
[Toestelnaam]
U kunt de naam (SSID) van de camera veranderen.
Druk om de SSID-naam te veranderen op [DISP.] en voer de nieuwe SSID-naam in.
Tekens invoeren (Tekens invoeren)
Er kunnen maximaal 32 tekens ingevoerd worden.
[Wi-Fi-functievergrend.]
Om de onjuiste bediening en het gebruik van de Wi-Fi-functie door derden te voorkomen en de persoonlijke informatie die opgenomen is in de beelden in de camera te beschermen, raden wij aan dat u de Wi-Fi-functie met een wachtwoord beschermt.
[Instellen]: Voer een 4-cijferig nummer in als het wachtwoord.
Tekens invoeren (Tekens invoeren)
[Annul]: Wis het password.
Is een password eenmaal ingesteld, dan wordt u gevraagd het telkens in te voeren wanneer u de Wi-Fi-functie gebruikt.
Als u het wachtwoord vergeet, kunt u [Resetten] in het [Set-up] ([Instelling])-menu gebruiken om de netwerkinstellingen te gebruiken en het wachtwoord dus te resetten.
[Netwerkadres]
Geeft het MAC-adres en het IP-adres van de camera weer.